Uit

Snijmaiskuilen met veel bestendig zetmeel verliezen in relatief korte tijd veel van deze bestendigheid. Dat blijkt uit validatieonderzoek van Eurofins Agro. Het is een bevestiging van eerder onderzoek dat werd uitgevoerd met het oog op Penskarakter Snijmais.

Voor het eerst dit jaar vindt u op het analyseverslag van de maiskuilen de tabel en figuur van Penskarakter Snijmais. Het is een belangrijk hulpmiddel om te kunnen bepalen hoe het ruwvoer zich in de pens van de koe zal gedragen. Het laat zien wat voor type snijmaiskuil u heeft gemaakt. Bevat de kuil veel snelle energie en is er  risico op pensverzuring? Blijft de snijmaiskuil stabiel gedurende het jaar? Of is het ruwvoer juist erg energie- en zetmeelrijk  en zal het daardoor gemakkelijk melken? Op de analyseverslagen van graskuilen bent u deze figuren al wat langer gewend, bij mais is het nieuw.

Maiskuilen opnieuw gevolgd

Eurofins agro heeft als bevestiging voor de betrouwbaarheid van Penskarakter Snijmais dit jaar een validatieproef uitgevoerd. In 2015 heeft Eurofins Agro 54 maiskuilen het hele seizoen gevolgd. Voor de validatieproef zijn een heel aantal deelnemers uit de eerste proef nogmaals benaderd om mee te doen.

Snijmaiskuilen veranderen

De resultaten uit 2015 gaven een aantal echte eye-openers. Niet alleen het bestendige zetmeel loopt terug in het seizoen, maar ook de totale hoeveelheid zetmeel en de energiewaarden. Het was in de praktijk wel bekend dat snijmaïskuilen veranderen, alleen verloren sommige maiskuilen méér bestendigheid en bleven anderen praktisch gelijk. Nu weten we dat snijmaiskuilen die met véél bestendig zetmeel beginnen ook in een relatief korte tijd veel van deze bestendigheid verliezen. Van de buffering van snijmais in rantsoenen in de wintermaanden is vaak in de zomer niet veel meer te merken.

bestendig_zetmeel.jpg
Figuur 1: het verloop van bestendig zetmeel in snijmaiskuilen gedurende het onderzoek in 2015. |bron Eurofins Agro

Compleet andere kuilen

Voor de validatieproef heeft Eurofins Agro een heel aantal maiskuilen aan het einde van het seizoen nogmaals bemonsterd. De bevindingen uit 2015 worden hierin bevestigd: snijmaiskuilen zijn niet stabiel en verliezen energie. In de validatieproef verloren de maiskuilen gemiddeld 27 VEM. Er zitten uitschieters tussen die tot 50 VEM verloren in 1 jaar tijd. Dit maakt dat de mais die gevoerd wordt in de zomermaanden compleet anders is dan de mais die in het begin van het seizoen gevoerd wordt.

Conserveringsprocessen

Dit betekent uiteraard ook dat de snijmais zich anders gedraagt in het rantsoen. Energieverlies is met name te wijten aan conserveringsprocessen die doorgaan onder het plastic. Bacteriën consumeren makkelijk afbreekbare celwanden, eiwitten, suikers en zetmeel. Hierdoor loopt niet alleen de bestendigheid van het zetmeel terug, maar ook het totale zetmeelgehalte terwijl melkzuur en azijnzuur verder oplopen. De verloren eiwitten worden omgezet in ammoniak. Dit is onwenselijk voor de geur en smaak van maiskuil. De bestendigheid loopt met zo’n  6% terug en er werd gemiddeld 15 gram bestendig zetmeel verloren.

Weten hoe stabiel uw snijmais kuil is?

Met penskarakter snijmais kunt u zien hoeveel energie er verloren gaat na 6 maanden conservering. Blijft het energieniveau gelijk? Dan verwachten we minimale activiteit in de kuil en zal de kuil ook na 6 maanden stabiel blijven. Wanneer we verwachten dat uw snijmaiskuil bovengemiddeld energie verliest, adviseren we u om deze snijmaiskuil na 6 maanden nogmaals te bemonsteren om deze goed aan te laten sluiten bij het rantsoen.
maisverandering.jpg

Figuur 2. Gemiddelde verandering snijmaiskuilen validatieproef 2016. |bron Eurofins Agro

Droge stof en haksellengte

Niet alle snijmaiskuilen veranderen veel in het seizoen. Belangrijk is de basis; een schoon product goed inrijden. Hierdoor is er minder intreding van zuurstof en wordt de kans dat verkeerde gisten en schimmels zich gaan manifesteren tot een minimum beperkt. Maar er zijn ook andere factoren van invloed: met name het droge stofpercentage in combinatie met de haksellengte. Vochtige kuilen (<35% ds) die fijn zijn gehakseld (tot 8 mm theoretische haksellengte) vormen méér zuren dan drogere snijmaiskuilen die fijn zijn gehakseld. Deze zijn dus gevoeliger voor verlies.

Denk aan de voersnelheid!

Fijn hakselen in combinatie met droger inkuilen leidt tot stabiele kuilen die in het seizoen niet veel zullen veranderen.  Grover hakselen (>10mm theoretische haksellengte) adviseert Eurofins Agro alleen bij snijmaiskuilen die tot 35% droge stof worden ingekuild in combinatie met een hoog rantsoenaandeel. Grover gehakselde kuilen zijn moeilijker aan te rijden en hebben een lagere dichtheid, zeker als de snijmais droog ingekuild word. Een hoge voersnelheid is bij deze kuilen essentieel. Ons advies in het kort:

Bij een ruwvoeraandeel snijmais van minder dan 50% in het rantsoen (droge stof):

  • Haksellengte: maximaal 9 mm – goed in te rijden en stabiele conservering
  • Percentage droge stof: minimaal 38% – maximale afrijping, veel bestendig zetmeel

Bij een ruwvoeraandeel snijmais van meer dan 50% in het rantsoen (droge stof):

  • Haksellengte: vanaf 10 mm – meer structuur uit snijmais
  • Percentage droge stof: maximaal 35% – optimale conservering

penskarakter_mais_met_verloop.jpg

Figuur 3: Eurofins Agro kan aan de hand van een aantal kuilkenmerken voorspellen of snijmaiskuilen gevoelig zijn voor verlies. Dit geven we weer in onze penskarakterfiguur. Verandert de hoeveelheid energie die in de kuil zit sterk op basis van de voorspelling? Dan is het raadzaam deze kuil na een half jaar nogmaals te analyseren voor een optimaal voeradvies. |bron Eurofins Agro

Bron: Eurofins Agro