Forse winstkansen bij de jongveeopfok
“Een normaal melkveebedrijf met 90 melkkoeien kan zo € 8000 verdienen als de afkalfleeftijd van de vaarzen daalt van 26 maanden naar 24 maanden”.
Dat was een conclusie van één van de sprekers op de themamiddag over ‘Faalkosten en winstkansen bij de jongveeopfok’, die op 20 juni gehouden werd in Maarsbergen. “Financieel is de grootste winst te halen door juist minder jongvee op te fokken. Dat scheelt zo’n bedrijf nog eens ruim € 10.000”, werd duidelijk toen de grootste winstkans benoemd werd. Tijdens de drukbezochte themamiddag is levendig gediscussieerd over het fenomeen jongveeopfok.
Onder leiding van dagvoorzitter Henk Hogeveen, werden de belangrijkste resultaten van het onderzoek gepresenteerd. Gemeenschappelijk werd geconcludeerd dat de focus bij de melkveehouders vaak, onterecht, niet bij het jongvee ligt. Meer focus en betere zorg bij het jonge kalf kunnen bijdragen aan het realiseren van afkalven op 24 maanden.
Ton Derks (DLV) lichtte de bevindingen van het project toe over voeding en groei van jongvee, samen met praktijkresultaten van gespecialiseerde jongvee-opfokkers. Hieruit bleek onder andere dat er internationaal verschillende groeimodellen en -adviezen zijn over de optimale groei. Een uitdaging voor verder onderzoek dus, ook om te achterhalen wat de relatie is met groei van het jongvee en latere lactaties.
In de praktijk blijken de verschillen in groei tussen bedrijven maar ook tussen individuele dieren erg groot te zijn. Regelmatig meten van de dieren blijkt een belangrijk hulpmiddel om het management te ondersteunen. Ook daar liggen kansen om de opfok te verbeteren en de kosten ervan te verlagen. Uiteindelijk levert dat betere vaarzen met een hogere melkproductie op.
Michel de Haan (Wageningen UR) becijferde dat de kosten voor jongveeopfok aanzienlijk zijn. Ruim 15% van de totale kostprijs van de melkproductie. Dit terwijl veel veehouders de kosten van jongveeopfok onderschatten.
Wilma Steeneveld (Wageningen UR) liet resultaten zien van praktijkbevindingen in relatie tot de jongveeopfok. Hieruit bleek onder andere dat er nagenoeg geen bedrijfsfactoren zijn die de afkalfleeftijd van een bedrijf voorspellen. Het bleek dat vooral de aandacht van de veehouder voor een goede jongveeopfok bepalend was. Zo wordt de afkalfleeftijd hoofdzakelijk bepaald door het inseminatiemoment. De meeste veehouders baseren de beslissing om te insemineren nog steeds op de leeftijd en niet op de ontwikkeling van de pink. Interessant was ook dat vaarzen die later afkalfden een iets hogere melkproductie hadden in de eerste lactatie. Maar dit woog lang niet op tegen de extra kosten van het later afkalven.
Dierenarts Tine van Werven (Faculteit Diergeneeskunde en Universitaire Landbouwhuisdieren Kliniek) liet zien dat het technische resultaat van de jongveeopfok de afgelopen 10 jaren nauwelijks verbeterd was en benadrukte het belang van een vroege biestverstrekking.
De discussie was levendig. Onder andere over het nut van monitoren, het belang van snelle biestverstrekking, meer praktijkfocus op jongveeopfok, de rol van het onderwijs en de recent gevonden relaties bij jongveeopfok en bedrijfsprestaties. Aan het eind van de themamiddag ontvingen alle aanwezigen een USB stick met daarop alle presentaties, het rapport over ‘Faalkosten en winstkansen bij de jongveeopfok’ en het rekenprogramma JONKOS, waarmee de kosten van de ‘eigen’ jongveeopfok eenvoudig te berekenen zijn.
Het projectresultaat werd als eerste uitgereikt aan Paul Witlox, vertegenwoordiger van het Productschap Zuivel, zie foto hierboven.
Het project ‘Faalkosten en winstkansen in de jongveeopfok’ wordt gefinancierd door het Productschap Zuivel en uitgevoerd door een samenwerkingsverband van DLV, Wageningen UR Livestock Research, leerstoelgroep Bedrijfseconomie van Wageningen University en de faculteit Diergeneeskunde van Universiteit Utrecht.