Weidegang of permanent opstallen?

De veehouder is altijd bezig zijn kosten te beheersen. Schaalvergroting wordt door de meeste veehouders gezien als een must om voorbereid te zijn voor de toekomst. Daarnaast voelt de veehouder de druk van de burger de koeien te laten beweiden. Maar met het groter worden van het aantal koeien per bedrijf wordt er meer gevraagd van het management van de veehouder. Met welke zaken moet u rekening houden als u gaat beweiden?

De indicatoren welke hieronder beschreven zijn, kunnen een hulpmiddel vormen om tot een keuze te komen.  Naast de hieronder weergegeven indicatoren, kunnen er ook andere indicatoren zijn op grond waarvan u een keuze maakt van wel en hoe of niet beweiden.

1. Huiskavel

Een belangrijke indicator is de huiskavel. U kunt op diverse manieren uw vee in het weiland laten grazen. Een systeem is bijvoorbeeld het rantsoensysteem. Hierbij krijgt het vee elke dag een vers stuk grasland ter beschikking. Incidenteel worden deze stukken grasland ook gemaaid en ingekuild.

De minimale omvang van de huiskavel dient bij toepassing van dit systeem circa 15 m2 grasland per melkkoe per dag te zijn, waarbij je er vanuit gaat dat er vanuit gaat dat elke 40 dagen opnieuw beweid kan worden op dit stuk. U heeft het volgende oppervlakte nodig: 15 m2 X 40 dagen = 600 m2 per koe. Bij 100 koeien heeft u dus een huiskavel van circa 600 m2 X 100 koeien = 6 hectare nodig. Deze omvang moet gezien worden als een grove richtlijn.

Een ander systeem is het direct beschikbaar stellen van een groot perceel grasland aan het melkvee, ook wel ‘standweiden’ genoemd. In dat geval kan worden volstaan met een huiskavel met een oppervlakte van circa 8 m2 per melkkoe. U heeft het volgende oppervlakte nodig: 8 m2 X 120 dagen weidedagen = 960 m2 per koe. Bij 100 koeien heeft u dus een huiskavel van circa 960 m2 X 100 koeien = 9,6 hectare nodig. Bij toepassing van dit systeem is bijvoeren op stal meer noodzakelijk dan bij het eerst genoemde beweidingssysteem. Zodra de huiskavel kleiner is dan 8 m2 per koe, is er bij dit systeem al gauw sprake van een ‘uitloopweide’ (perceel grasland van beperkte omvang, waarin voor de melkkoe geen/nauwelijks te grazen gras aanwezig is. Deze weide wordt in dat geval min of meer gebruikt voor extra bewegingsvrijheid en frisse lucht voor de koe). Indien er enkel een ‘uitloopweide’ aanwezig is, is het niet aannemelijk dat de gehele veestapel gedurende eensubstantieel deel van de dag buiten het dierenverblijf aanwezig is. Het veebestand zal in dat geval namelijk een geruime tijd in de stal aanwezig zijn voor het opnemen van voldoende voedsel en water.

Daarnaast zijn er nog allerlei tussenvarianten waarbij er meer of minder noodzaak tot stalvoedering aanwezig is. Welk beweidingssysteem wordt toegepast is daarnaast afhankelijk van de plaatselijke en persoonlijke omstandigheden. Plaatselijke omstandigheden zijn onder andere de grondsoort (veengrond/zandgrond), verhouding hoge/lage percelen (i.v.m. droogte en natte), weersomstandigheden. Persoonlijke omstandigheden zijn onder andere de beschikbare arbeid (immers elke dag rantsoeneren vergt meer arbeid), mogelijkheid tot indeling grasland (sturing). Rantsoeneren vergt meer sturing. Daarnaast vergt rantsoeneren meer denkcapaciteit van de ondernemer. De ondernemer moet namelijk een goede inschatting kunnen maken van de grasgroei, de grasbehoefte van het vee, enz.

2. Aantal melkkoeien

Hoe meer melkkoeien binnen de inrichting, hoe kleiner de kans dat er beweiding plaatsvindt. Indien veel melkkoeien binnen de inrichting aanwezig zijn waarbij beweiden wordt toegepast (bijv. meer dan 150 stuks) moet de huiskavel een zeer groot oppervlakte bestrijken. Hierdoor ontstaat de situatie dat de afstand tussen de stal en het perceel grasland dermate groot wordt dat het niet efficiënt is om het melkvee deze afstand te laten overbruggen.

Hoe groter het veebestand, hoe lastiger het wordt om een goed beweidingsplan uit te stippelen. De ondernemer is bij een groot veebestand veel meer afhankelijk van de grasgroei, droogte/natte van de percelen, weersinvloeden, enz. Indien niet alles optimaal verloopt, komt hij in de problemen om zijn koeien buiten aan het grazen te houden. Bij een grote veestapel is dit eerder aan de orde dan bij een kleine veestapel.

3. Melkrobot

Indien binnen de inrichting een melkrobot in de stal aanwezig is, wordt in veel gevallen geen substantiele beweiding toegepast. Het is namelijk de bedoeling dat het vee uit eigen beweging de melkrobot in loopt. Hoe groter de afstand tussen de melkrobot en het weideperceel, hoe kleiner de kans dat de koe naar de melkrobot gaat. Om dit te voorkomen wordt het vee vaak op stal gehouden. Het kan wel voorkomen dat het vee buiten in een uitloopweide kan liggen. Indien dit het geval is, is het echter niet aannemelijk dat het vee gedurende een substantieel deel van de dag buiten het dierenverblijf aanwezig is.

4. Vee in de stal

Er zijn situaties mogelijk dat het vee in de dagperiode zowel over grasland als over voer in de stal kan beschikken. Ook het drinkwater is in dat geval in de stal te verkrijgen. Het vee zal in deze situtatie eerder op stal blijven. Zeker tijdens warme dagen en regendagen. Indien het vee gedurende de weideperiode (overdag) ook in de stal kan komen, is het daarom minder aannemelijk dat het vee gedurende een substantieel deel van de dag buiten het dierenverblijf aanwezig is.

5. Kuilvoeropslag

Indien binnen de inrichting in verhouding tot het aantal stuks vee veel kuilvoer wordt opgeslagen, kan men er vanuit gaan dat er (veel) op stal wordt gevoerd. Grote kuilvoeropslagen zijn een indicatie dat het vee gedurende een lange periode op stal staat, dan wel dat het vee tijdens de weideperiode in de stal (veel) wordt bijgevoerd. Daarnaast kan de hoeveelheid ruwvoer en krachtvoer een goede indicatie zijn.

Weidegang loont mits koe voldoende gras vreet

Weidegang blijkt in veel gevallen economisch perspectief te hebben, ook bij grotere en geautomatiseerde bedrijven. Strategisch graslandmanagement en voldoende grasopname blijken cruciaal voor economisch succesvolle beweiding. Dit concluderen onderzoekers en adviseurs op basis van bedrijfsboekhoudingen uit 2011, bestudering van bedrijfsbegrotingen en een praktijkstudie naar rendementsverhoging van weidegang in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken.
Uit de resultaten van het onderzoeksproject ‘Economisch weiden’ blijkt dat de grasopname door weidende koeien een cruciale factor is voor een economisch succesvolle beweiding. “Hoe hoger de droge stofopname vanuit weidegang, hoe groter het voordeel”, aldus projectleider Agnes van den Pol-van Dasselaar van Wageningen UR Livestock Research, “Ook de gekozen beweidingsstrategie moet consequent doorgevoerd worden om geld te verdienen aan weidegang.” De kosten van weidegang worden vooral bepaald door lagere loonwerkkosten, meer aankoop van ruwvoer, minder aankoop van krachtvoer en minder mestafzetkosten.
 

Rendement weidegang kan omhoog

Op veel bedrijven is het inkomen door optimalisatie van de beweiding met € 10.000 te verhogen stellen de adviseurs. Uit de bestudeerde begrotingen en boekhoudingen blijkt dat weinig melkveehouders de mogelijke economische voordelen van beweiding daadwerkelijk hebben gerealiseerd. Weidende bedrijven laten volgens adviseurs geld liggen doordat de bedrijfsvoering niet optimaal is afgestemd op beweiden, waardoor de koeien (te) weinig vers gras eten. Veehouders kunnen meer geld halen uit weidegang door minder bij te voeren, de koeien vroeg naar buiten te doen en laat in het seizoen weer binnen te halen. Juist in het voorjaar is de samenstelling van het gras optimaal om maximaal krachtvoer te besparen. In het najaar kunnen koeien vaak nog extra gras binnen halen dat met maaien blijft staan. Dit vraagt om goed graslandmanagement.

 

Weidepremie maakt weidegang interessant voor grotere bedrijven

Beweiden gaf in 2011 gemiddeld genomen een efficiëntere bedrijfsvoering en een hoger bruto bedrijfsresultaat ten opzichte van opstallen bij bedrijven tot 85 à 90 melkkoeien. In 2011 hadden de zuivelfabrieken echter nog geen weidepremie ingevoerd. De huidige weidepremie is voldoende om het omslagpunt in rendement van weidegang te verhogen naar een bedrijfsgrootte van ongeveer 130-140 koeien. Door beweiding te combineren met automatisch melken, bleek een groot deel van het economisch voordeel van beweiding te verdwijnen.

 

In toekomst blijft voldoende grasopname essentieel

De onderzoekers hebben de economische voordelen van weidegang ook berekend voor de nabije toekomst (2015-2020), rekening houdend met de verwachte ontwikkelingen en trends rondom schaalvergroting en automatisering, maar niet met eventuele inkomsten van een weidepremie. Beweiding is volgens de onderzoekers financieel aantrekkelijk als de koe voldoende vers weidegras vreet (minstens 500-700 kg droge stof per koe per weideseizoen). Bij erg lage vers grasopnames is weidegang niet voordelig.

 

Projectuitvoering

In het project ‘Economisch Weiden’ bekeken onderzoekers de economische voordelen van weidegang in diverse bedrijfssituaties bij moderne melkveebedrijven. De eerste resultaten van dit onderzoek zijn afgelopen winter gepresenteerd op de conferentie ‘Haal meer geld uit je gras’. Economisch Weiden is gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken en uitgevoerd door Wageningen UR (Wageningen UR Livestock Research, Leerstoelgroep Agrarische Economie en Plattelandsbeleid van Wageningen University , LEI Wageningen UR) en daarnaast DLV Rundvee Advies, PPP-Agro Advies en Dirksen Management Support.