Uit

In de transitiefase hebben sommige koeien met ketose en leververvetting te maken. Aminozuren kunnen dit probleem oplossen.

Professor Michael Eder en professor Juan Loor verzorgden op het Kemin-melkveeseminair allebei een inleiding over de lever, de transitiefase en het gebruik van aminozuren bij hoogproductieve koeien. De lever is het centrale stofwisselingsorgaan van de melkkoe, vooral in de lactatiestart. De lever heeft namelijk veel functies:

  • Zorgen dat de voedingsmiddelenstroom uit de lever een constante concentratie heeft
  • Het lichaam ontgiften
  • Nieuwe glucose maken (gluconeogenese)
  • Slaat voedingsstoffen op
  • Verteert vetten
  • Is verbonden met de bloedstolling
  • Is onderdeel van ontstekingsreacties

Na meerdere studies kwam professor Eder tot de conclusie dat een vervette lever verband houdt met ketose en niet enkel met een negatieve energiebalans. Aan het eind van de lactatie maakt het namelijk niet uit als de koe een negatieve energiebalans heeft. In het lactatiebegin echter, volgt een ontstekingsreactie door onder andere sociale stress, hitte, endometritis of mastitis. Bij een lekkende darm gaan endotoxinen door de darmwand, bij pensbeschadigingen door de penswand. Stress, veroorzaakt door bijvoorbeeld ontstekingen, beïnvloedt de leverfunctie in de lactatiestart en bevordert het ontstaan van een vervette lever. Het aminozuur choline bevordert het verwijderen van vetten uit de lever en kan zo het vetgehalte in de lever reduceren. Choline verbetert ook de drogestofopname en de melkproductie. Al met al heeft het aminozuur dus een positief effect op de diergezondheid. Bij melkkoeien die in de lactatiestart een negatieve energiebalans hebben en die daardoor wel ziek worden, maar niet uitvallen, kan toch een groot deel van de melkproductie wegvallen. De lever kan door de versterkte toevoer van niet veresterde vetzuren (NEFA’s) vergroot zijn. Deze ontsteking kost melk. NEFA’s komen bij het omzetten van de lichaamsreserves aan de energie toe.

De transitiefase – een bekend probleem

Juan Loor, professor in de dierwetenschappen aan de universiteit van Illinois (VS) gaf een presentatie over het voeren van aminozuren in de transitiefase en de effecten ervan op de gezondheid van koe en kalf. Hij definieerde de transitiefase als de periode van 30 dagen voor tot 30 dagen na de afkalving. Loor benadrukt dat de koe voor de geboorte de baarmoeder, de foetus en zichzelf moet voorzien van voldoende voedingsstoffen. In de aanloop naar de geboorte daalt de voeropname. Na de afkalving is de voedingsstoffenbehoefte van de koe hoger door de melksynthese. Vergeleken met voor de afkalving heeft ze 2,7 keer zoveel glucose, 4,5 keer zoveel vetzuren, tweemaal zoveel aminozuren en driemaal meer energie nodig. In de eerste 21 tot 45 dagen heeft ze een negatieve energie- en eiwitbalans en verliest tot 20 kg lichaamsgewicht. Ondanks dat maakt ze melk voor het kalf. Daardoor vormen zich meer NEFA’s en heeft ze last van oxidatieve stress. In de eerste zes dagen na de afkalving komt ketose vaker voor. Volgens studies heeft 43 procent van de koeien subklinische ketose met een BHB-waarde van onder de 1,2 millimol per liter. Ketose-koeien moeten tijdig worden opgemerkt en worden behandelt. Zowel de lever als het immuunsysteem zijn belangrijk voor de transitiefase. Een depressie van het immuunsysteem kan leiden tot ontstekingen zoals endometritis.

Hoe kan de veehouder de transitie managen?

  • Optimale huisvesting van de koeien, geen overbezetting
  • Hittestress minimaliseren
  • 45 tot 60 dagen voor de afkalving droogzetten
  • BCS controleren: na droogzetten 3,5
  • Uitgebalanceerd rantsoen om onder- en overvoeding te voorkomen

Loor concludeerde dat de juiste gift van het aminozuur choline tijdens de  transitiefase een positief effect heeft op de productie, de stofwisseling en de algemene gezondheid. De hogere melkproductie wordt in basis veroorzaakt door de hogere voeropname. Bovendien waarschuwde Loor dat het aminozuur methionine geen vervanger is voor choline. Voor een uitgebalanceerde voorziening van de koe met aminozuren, moet het rantsoen nauwkeurig worden berekend. 12,5 tot 25 gram choline in de darm toedienen tijdens de transitiefase kan zinvol zijn.

Herb-All Liver

De nadelen van choline is de hoge aanschafprijs en dat de persbestendigheid (te hoog temperaturen bij het persen van brok) laag is. De Eendracht heeft hiervoor een alternatief;  Herb-ALL Liver 

Herb-all Liver zijn kruiden die de energieconversie van het voer in beschikbare energie verbeteren, voornamelijk door een verbeterde levering van glucose. Het voorkomt vette leversyndromen verbetert het eiwitmetabolisme. Het leidt tot een betere afvoer en uitscheiding van toxines en metabolieten. Het resulteert ook nog  in minder klauwproblemen en een lager celgetal in melk.

Bron: Vakblad Elite