Uit

Gemengde rantsoenen komen in de praktijk in 7 van de 10 keer niet overeen met de berekende rantsoenen. Slechts in dertig procent van de gevallen wordt het berekende rantsoen ook echt gevoerd.
Dat meldt BLGG AgroXpertus naar aanleiding van een recent symposium over voerefficiëntie in Wageningen. Daar kwamen bovengenoemde cijfers aan de orde, afkomstig uit een Amerikaans onderzoek waarin 1.000 praktijkrantsoenen werden vergeleken met de berekende rantsoenen.

Ruis

Tussen de analyse, de rantsoenberekening en wat koeien daadwerkelijk opvreten bleek nog veel ruis te zitten. De afwijkingen worden volgens het BLGG vaak veroorzaakt door de manier van laden, het ontbreken van weegsystemen, slechte kwaliteit ruwvoer en het slecht mengen van het geheel. In slechts 30 procent van de gevallen klopt het gemengde rantsoen met het berekende rantsoen.

Apart inkuilen

En dat terwijl een – correct – gemengd rantsoen van ruwvoer, krachtvoer en bijproducten veel voordelen biedt, volgens BLGG. Dat adviseert onder meer om voor een goed gemengd rantsoen verschillende kwaliteiten kuilgras apart in te kuilen (homogene partijen) en daar aparte analyses van te laten maken, zodat je goed weet wat je je koeien voorschotelt.

Drogestofpercentage

Verder moet het drogestofpercentage van het kuilgras bij voorkeur tussen 35 en 45 procent zitten. Dit beperkt broeiverliezen en dus afwijkingen tussen berekende en werkelijke rantsoen, aldus het bedrijfslab.

Bovendien is het gras dan het beste te mengen. Bij een te droge kuil vindt vaak ontmenging plaats aan het voerhek, waardoor koeien gaan selecteren. Bij een te natte kuil kleeft het gras veel aan elkaar, waardoor ook geen goed mengresultaat gehaald.

Meer tips voor geen goed gemengd rantsoen staan op de site van BLGG AgroXpertus.

Tekst: Gineke Mons