Uit

Op welk punt bij melkkoeien en kalveren de koudestress begint, hangt net als bij hittestress sterk af van de combinatie luchttemperatuur, luchtsnelheid, luchtvochtgehalte en de algehele toestand van de dieren. Het temperatuurbereik waarbinnen de thermoneutrale zones van koeien en kalveren zich bevinden, mag niet absoluut gezien worden. Altijd moeten ook de overige omstandigheden rond het dier en van het dier kritisch beoordeeld worden.

In het algemeen oriënteert de thermoneutrale zone (temperatuurbereik waarbij het organisme geen extra energie nodig heeft om de lichaamstemperatuur op peil te houden) zich bij melkkoeien op de hoogte van de productie. (hoge productie = hoge stofwisselingactiviteit = hoge warmteproductie).

Bij een dagelijkse melkproductie van 30 kg ligt de thermoneutrale zone tussen min 2 en plus 10 graden Celsius, bij koeien met 40 kg melk tussen min 6 en plus 6. De thermoneutrale zone voor kalveren in de melkfase wordt bij een luchtvochtigheid van 50 tot 60 procent tussen 15 en 25 graden beschreven. Voor oudere kalveren tussen 5 en 15 graden.

Wordt de laagste kritische temperatuur van de ‘comfortzone’ onderschreden, dan hebben de dieren extra energie nodig om zichzelf op temperatuur te houden. De energiebehoefte gaat omhoog. De voorziening van water en voer volgens de hogere behoeften moeten gegarandeerd zijn om te voorkomen dat de energie niet aan andere processen zoals het immuunsysteem, de productie, de conditie of genezing ontnomen wordt.

De gevoelstemperatuur, de effectieve luchttemperatuur, wordt bij koeien en kalveren (net als bij de mens) sterk door de heersende luchtsnelheid en luchtvochtigheid alsook door de lichamelijke toestand van de dieren beïnvloedt. Des te hoger de windsnelheid is, des te sneller de huid koelt (windchill-effect). Bijvoorbeeld leidt een luchtsnelheid van 8 km/h (2 m/s) er al toe dat een volwassen rund met wintervacht een luchttemperatuur van 2 graden Celsius waarneemt als minus 2 graden.

Voorbeelden:

  • Tot een temperatuur van min 10 graden Celsius wordt het melkkoeien, onder goede omstandigheden (droge wintervacht, geen tocht, droge, isolerende ligbedden, goede lichaamsconditie, gezond) met onbelemmerde beschikbaarheid van water en voer, niet te koud. Onder slechte omnstandigheden (natte, vuile vacht, hoge luchtvochtigheid, natte ligbedden, ondergeconditioneerd, stofwisselingsproblemen) kan het koeien al bij temperaturen boven nul te koud zijn.
  • Voor kalveren kan het ook onder goede omstandigheden (droge, schone vacht zonder kleverig vuil, gezond, geen tocht, droge, dikke ligbedden) al bij temperaturen rund plus 15 graden ‘fris’ zijn. Onder ongunstige omstandigheden (natte vacht, nat strooisel, tocht, ziekte) hebben ze het al bij hogere temperaturen koud. Kalveren en koeien laten zien wanneer ze het koud krijgen.

Het gedrag van koeien en kalveren observeren is zinvol zodra kou voor jezelf een probleen wordt en de mens aanvullende maatregelen treft tegen de kou:

  • Rechtop gaan staan van de haren is één van de vroege signalen, bij zowel kalveren als volwassen runderen bij kou. Met de rechtopstaande haren proberen de dieren het isolerende effect te benutten van het luchtkussen dat tussen de haren ontstaat. Als kalveren of koeien beven, hebben ze het heel erg koud. Zover mag het in de praktijk niet komen.
  • Ook klein maken (samentrekken, gekromde rug) is een symptoom van koudestress (of pijn), vooral bij kalveren.
  • Dieren die zich dicht bij elkaar opstellen duidt er ook op dat ze het te koud vinden. Bij tocht gaan ze met de kop in de wind staan, omdat aan de kant van de kop het lichaamsoppervlak het kleinst is.

Als de dieren bepaalde plaatsen in de stal mijden kan dat erop wijzen dat daar tocht heerst of koude uitstraalt van bijvoorbeeld een betonwand in een kalverenstal. Het kan echter ook een teken zijn voor te weinig luchtverplaatsing met als gevolg slechte luchtkwaliteit (schadelijke gassen, warme lucht, hoge luchtvochtigheid). Bijvoorbeeld doordat zijwanden werden gesloten omdat de stal voor de menselijke comfortzone te koud was. Alarmsignalen zijn condenswater en schimmel aan de binnenkant van de stal. Ook in de winter moet luchtverversing gegarandeerd zijn door de constructie van de stal. Het moet er voor zorgen dat warme lucht in de stal wordt ververst door koele lucht van buiten. Streefwaarden in de winterperiode: 4 luchtwisselingen per minuut, boven de vreetgangen moet de luchtsnelheid hoger zijn; twee meter per seconde. Boven de ligboxen moet de luchtsnelheid niet meer dan een meter per seconde zijn.

In de artikelen maatregelen om kalveren en koeien (premium) tegen koudestress te beschermen, lees je tips voor periodes van extreme koude.

De iglo is flink dik ingestrooid, ondanks dat laat het kalf van enkele dagen oud zien dat het last van kou heeft. De vacht is opgezet en het ligt in de windschaduw van zijwand van de iglo.

Bron: Vakblad Elite.

Tekst: Katrin Berkemeier – Foto’s: privaat en Christine Stöcker-Gamigliano – Bronnen: onder andere thedairysite.com, Landesbetrieb Landwirtschaft Hessen, Österreichische Bauernzeitung

Auteur: Wilbert Beerling