Uit

Niet het werkelijke aantal jongvee, maar het jongveegetal bepaalt de mate waarin jongvee meetelt in de fosfaatreductie. Met deze wijziging in het maatregelenpakket fosfaatreductie wordt voorkomen dat afvoer van jongvee naar niet-melkproducerende bedrijven meetelt als reductie terwijl deze dieren onderdeel uit blijven maken van de melkveesector.

Dat meetellen voor de reductie kan gebeuren nu niet-melkproducerende bedrijven buiten het fosfaatplan worden gehouden.

Voor elk melkproducerend bedrijf zal een ‘jongveegetal’ worden bepaald op basis van de aanwezige dieren op 28 april 2017. Dit jongveegetal legt de verhouding vast tussen het op het bedrijf aanwezige jongvee (vrouwelijk vee tussen 0 – 1 jaar en ouder dan 1 jaar maar nog niet afgekalfd) en het aantal afgekalfde koeien.

Afvoer van jongvee telt alleen mee als reductie, als naar verhouding (in GVE) een gelijk aantal afgekalfde koeien wordt afgevoerd. Wanneer de verhouding jongvee en koeien die hebben afgekalfd verandert als gevolg van een beperktere hoeveelheid jongvee, zal bij het berekenen van het maandgemiddelde (in GVE) op het bedrijf worden uitgegaan van het jongveegetal en dus niet van het daadwerkelijk aantal jongvee.

Gevolg van deze aanpassing is dat afvoer van jongvee vrij plaats kan vinden naar niet-melkproducerende bedrijven, zolang aan de verhouding melkkoeien/jongvee blijft worden voldaan.

Ook koeien die hebben afgekalfd kunnen, naast voor slacht, dood, export of een ander melkproducerend bedrijf, worden afgevoerd naar een niet-melkproducerend bedrijf. Voor de koeien die hebben afgekalfd wordt echter wel de voorwaarde voor meetellen in de reductie gesteld dat deze dieren niet binnen vier maanden terugkeren op hetzelfde melkproducerende bedrijf. Dit maakt afvoer voor bijvoorbeeld vetweiden of vetmesterijen mogelijk.

Boete achteraf

Via het systeem van Identificatie & Registratie (I&R), beheerd door RVO.nl, wordt gecontroleerd of dieren inderdaad niet terugkeren op het melkproducerende bedrijf. Gebeurt dit toch, dan telt de koe voor de gehele periode sinds afvoer alsnog mee bij het melkproducerend bedrijf en kan hiervoor achteraf alsnog een geldsom worden opgelegd.

‘Met deze wijziging heb ik er vertrouwen in dat niet-melkproducerende bedrijven niet langer worden getroffen door deze regeling en tevens is geborgd dat deze regeling resulteert in daadwerkelijke reductie van de fosfaatproductie door de melkveestapel’, motiveert staatssecretaris Martijn van Dam van Economische Zaken.

Bron: Nieuwe Oogst

Pieter Stokkermans redacteur Veehouderij. Hij volgt de melkveehouderij en specifiek de fokkerij en maisteelt.