Beweiden of opstallen

1. Huiskavel

Een belangrijke indicator is de huiskavel. U kunt op diverse manieren uw vee in het weiland laten grazen. Een systeem is bijvoorbeeld het rantsoensysteem. Hierbij krijgt het vee elke dag een vers stuk grasland ter beschikking. Incidenteel worden deze stukken grasland ook gemaaid en ingekuild.

De minimale omvang van de huiskavel dient bij toepassing van dit systeem circa 15 m2 grasland per melkkoe per dag te zijn, waarbij je er vanuit gaat dat er vanuit gaat dat elke 40 dagen opnieuw beweid kan worden op dit stuk. U heeft het volgende oppervlakte nodig: 15 m2 X 40 dagen = 600 m2 per koe. Bij 100 koeien heeft u dus een huiskavel van circa 600 m2 X 100 koeien = 6 hectare nodig. Deze omvang moet gezien worden als een grove richtlijn.

Een ander systeem is het direct beschikbaar stellen van een groot perceel grasland aan het melkvee, ook wel ‘standweiden’ genoemd. In dat geval kan worden volstaan met een huiskavel met een oppervlakte van circa 8 m2 per melkkoe. U heeft het volgende oppervlakte nodig: 8 m2 X 120 dagen weidedagen = 960 m2 per koe. Bij 100 koeien heeft u dus een huiskavel van circa 960 m2 X 100 koeien = 9,6 hectare nodig. Bij toepassing van dit systeem is bijvoeren op stal meer noodzakelijk dan bij het eerst genoemde beweidingssysteem. Zodra de huiskavel kleiner is dan 8 m2 per koe, is er bij dit systeem al gauw sprake van een ‘uitloopweide’ (perceel grasland van beperkte omvang, waarin voor de melkkoe geen/nauwelijks te grazen gras aanwezig is. Deze weide wordt in dat geval min of meer gebruikt voor extra bewegingsvrijheid en frisse lucht voor de koe). Indien er enkel een ‘uitloopweide’ aanwezig is, is het niet aannemelijk dat de gehele veestapel gedurende eensubstantieel deel van de dag buiten het dierenverblijf aanwezig is. Het veebestand zal in dat geval namelijk een geruime tijd in de stal aanwezig zijn voor het opnemen van voldoende voedsel en water.

Daarnaast zijn er nog allerlei tussenvarianten waarbij er meer of minder noodzaak tot stalvoedering aanwezig is. Welk beweidingssysteem wordt toegepast is daarnaast afhankelijk van de plaatselijke en persoonlijke omstandigheden. Plaatselijke omstandigheden zijn onder andere de grondsoort (veengrond/zandgrond), verhouding hoge/lage percelen (i.v.m. droogte en natte), weersomstandigheden. Persoonlijke omstandigheden zijn onder andere de beschikbare arbeid (immers elke dag rantsoeneren vergt meer arbeid), mogelijkheid tot indeling grasland (sturing). Rantsoeneren vergt meer sturing. Daarnaast vergt rantsoeneren meer denkcapaciteit van de ondernemer. De ondernemer moet namelijk een goede inschatting kunnen maken van de grasgroei, de grasbehoefte van het vee, enz.