Uit

 

 

GraslandIn meerjarig internationaal onderzoek analyseertDSV diverse maaistrategieën bij Engels raaigras. Luuk Maas, productmanager forage quality, vertaalt de onderzoeksgegevens naar de praktijk. Maas geeft aan: “Sommige melkveehouders maken een bewuste afweging: Zal ik vroeg maaien om zeker te zijn van een hoge voederwaarde en hoog eiwit of zal ik zwaarder maaien voor extra opbrengst?” Als DSV zaden zijn we ook geïnteresseerd in de rasverschillen. Het lijkt er op dat sommige rassen meer maaiflexibiliteit laten zien dan anderen.

Resultaten Nederland 2014

In 2014 kwam in de gegevens uit de Nederlandse proef de enorme opbrengstpotentie van moderne rassen naar voren. Op 11 augustus was gemiddeld 13,4 ton drogestof geoogst in 3 snedes. De eerste snede is gemaaid op 2 mei (vroeg), 12 mei (mid) en 16 mei (laat). Daarna is er nog een 2 en 3 e snede gemeten. De voederwaarde van alle snedes is bepaald via NIRS. De 3 snede is voor alle drie de objecten gemaaid op 11 augustus zodat ze allemaal evenveel groeidagen hadden. De hoogste opbrengst werd gehaald door de 1 e snede laat/zwaar te maaien. Maas: ‘’Opvallend was dat tetraploid engels beter scoort onder ‘zwaar’ maaien dan de diploiden in de proef. Moderne tetra’s als Maurizio, Binario, Trivos hebben de hoogste opbrengst. Alleen het nieuwe diploide ras Arelio haalt een vergelijkbare opbrengst.’’

Voederwaarde bij zwaarder maaien

Wat gebeurt er met de voederwaarde bij zwaarder maaien? Maas: “Bij later/zwaarder maaien loopt de verteerbaarheid van de 1 e snede terug doordat meer lignine wordt gevormd. De verteerbaarheid van de 2e snede is dan wel gunstiger omdat er minder aarvorming is in de 2e snede. De voederwaarde van de 1e en 2e snede komt dichter bij elkaar te liggen. Bij zwaarder maaien met dezelfde bemesting daalt het eiwitgehalte. Het geproduceerde eiwit wordt over meer tonnen verdeeld. De totale eiwitproductie was gelijk bij vroeg, mid- en laat maaien.”

Boodschap

Wat is de boodschap voor de praktijk? Maas vat het als volgt samen: “moderne rassen Engels raaigras kunnen zwaarder gemaaid worden om meer opbrengst te halen. Door te kiezen voor rassen met een goede verteerbaarheid blijft de voederwaarde goed, ook bij een zwaardere snede. Dit noemen we maaiflexibiliteit.” Rassen met een goede verteerbaarheid zijn bij DSV te herkennen aan het Milk Index logo. “Als in een (ruw)voerstrategie juist gekozen wordt voor een hoger eiwitgehalte dan zijn daar ook mogelijkheden voor; jonger maaien, een extra of een gedeelde kunstmest N-gift. Het toevoegen van klaver verhoogt ook het eiwitgehalte maar vaak niet in de 1 snede.”