Uit

Boeren moeten goed letten op het kaliumgehalte van het rantsoen van hun droge koeien, om melkziekte te voorkomen. Hoge kaliumgehaltes werken dat namelijk in de hand. Daarvoor waarschuwt de Britse dierenarts James Husband in het vakblad Farmers’ Weekly.

Voor de ene is het gesneden koek, voor de ander is het minder bekend, maar hoge kaliumgehalten in ruwvoer zijn een belangrijke risicofactor voor melkziekte. Kalium maakt het bloed meer alkalisch, en dat belemmert de weg voor de hormonen die de koe nodig heeft om calcium te mobiliseren vanuit haar spijsvertering en de botten. Magenesium daarentegen stimuleert de calciumaanmaak juist.

Subklinische melkziekte

De veearts deed een onderzoekje op vier melkveebedrijven. Daarbij toonde hij aan dat bijna tweederde van de verse koeien te krap calcium aanmaakte: minder dan 2 mmol per liter. “Dat betekent subklinische melkziekte”, aldus Husband.

Het kaliumgehalte in het ruwvoer kan sterk variëren. Sommige graskuilen bevatten wel 3 tot 4 procent kalium (30 tot 40 gr/kg ds), terwijl voor het transitierantsoen een gehalte van minder dan 1,5 procent (15 gr) wenselijk is. “Hoe ouder en stengeliger het gras, hoe minder kalium er in zit. Maïs, gps en tarwestro hebben ook lage kaliumgehalten”, geeft de veearts aan.

Bron:  Melkvee
Tekst: Gineke Mons