Uit

Fikse kortingen en kleine bonussen

Hoe gaat het fosfaatreductieplan van de zuivelsector er uit zien en hoe staat het met de Algemeen Verbindend Verklaring (AVV), de steun van de mededingingsautoriteit en wie gaat mogelijke claims voor zijn rekening nemen? Allemaal vragen die deels woensdag 14 december beantwoord zijn. ZuivelNL heeft namelijk samen met het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) het plan en de stand van zaken uit de doeken gedaan.

Fosfaatreductieregeling

Rekenvoorbeelden

Het is definitief. In het fosfaatreductieplan gaat het over een vermindering via drie pijlers. Bedrijfsbeëindiging (2,5 miljoen kilogram), fosfaatreductie via voer (1,7 miljoen kilogram) en fosfaatreductie via het remmen van de melkproductie (4 miljoen kilogram). In totaal streeft de sector naar een daling over 2017 van 8,2 miljoen kilogram. De sector benadrukt dat het hier niet om een melkminderingsplan gaat, maar om fosfaatreductie.

In het voer gaat het om een aanscherping ‘betreft mengvoeders voor melkvee die in 2017 gemiddeld 4,3 gram bruto fosfor per kilogram voer bevatten’. Ook wordt er gekeken naar mogelijkheden om beter te sturen op fosfor bij aankopen voor het voerrantsoen van melkvee. In het bijzonder worden hier de enkelvoudige producten en de vochtrijke producten genoemd.

Om de fosfaatreductie via mengvoer te realiseren noemde de Nevedi, belangenbehartiger van mengvoederbedrijven, eerder al de mogelijkheid van een Algemeen Verbindend Verklaring (AVV). Hetzelfde werd door de zuivelverwerkers genoemd om het plan een kans van slagen te geven. Die AVV moet bij de overheid vandaan komen. Daarover zegt Jeanet Brandsma, LTO vakgroep melkveehouderij, al wel dat de uitkomst daarvan nog wel één of twee maanden op zich kan laten wachten. ZuivelNL gaat zo snel mogelijk een AVV aanvragen bij het ministerie, die moet nog wel getoetst worden door de Europese Commissie. De verwachting is dat deze op 1 maart 2017 in werking kan treden.

Solidariteitsbijdrage van 20 procent op kale melkprijs

Ook de cijfers voor de fosfaatreductie via melk wijzigen niet. Zo wordt ingezet op 4 miljoen kilogram fosfaat minder. Die daling kan via melk of via Groot Vee Eenheden (GVE). Het is in eerste instantie aan de verwerker om te kiezen welke regeling ingezet gaat worden voor haar leden of leveranciers. Mochten er goede argumenten zijn vanuit een veehouder waarom een andere regeling beter past dan is er evenwel de mogelijkheid om af te wijken van de keus van een verwerker.

Bij de fosfaatreductie via melk wordt vastgehouden aan een uitgangsvolume van 96 procent, van het volume aan melk wat op 2 juli 2015 geleverd werd, geijkt op de melkaanvoer van 2016. Een veehouder kan er wel voor kiezen om het patroon van de melkaanvoer niet op 2016 te ijken, maar op 2015. Wie te veel melk levert krijgt te maken met een korting van ‘minimaal’ 90 procent op de kale melkprijs.

Ook GVE mogen als uitgangspunt dienen. Het gaat dan om de klasse 100,101 en 102 aanwezig op 2 juli 2015, min 4 procent. Hier is het uitgangspunt 1 oktober 2016. Al het vee wat er op die datum meer was dan de 96 procent bezetting van 2 juli 2015 moet weg. Dit doel mag gedurende 2017 gehaald worden. Wel wordt er maandelijks in 2017 gemeten hoe de stand van zaken is, is er vee te veel dan vindt er een korting op het melkgeld plaats. Elk stuks boventallig vee is gelijk aan 800 kilogram melk en voor die liters geldt een korting van 90 procent op de kale melkprijs. ‘Ongeacht de werkelijke melkproductie’. Ook dit was al eerder naar buiten gekomen en is nu bevestigd.

Vijf GVE meetmomenten

Bij het GVE verhaal mag ook gebruik gemaakt worden van bewijzen dat er minder aanwas is dan afvoer. Hiervoor komen ook kalveren in aanmerking. Als bewijs geldt een dood-, export- of slachtverklaring. Waardoor dit instrument voor de hele veestapel ingezet kan worden. Uiteindelijk produceert de hele veestapel dan ook fosfaat. Nieuw is het dat er een solidariteitsbijdrage komt. Het betekent dat iedereen die boven zijn GVE-referentie zit over 2017, ondanks het halen van de taakstelling, een korting krijgt van 20 procent op de kale melkprijs. Een GVE geldt als 800 kilogram melk.

Hoe ziet de taakstelling er uit? Om alles goed te monitoren worden er vijf perioden van ten minste twee maanden genoemd. Voor de eerste periode geldt een min van 5 procent op het aantal GVE’s van 1 oktober, een min van 10 procent in de tweede periode, in de derde periode maximaal 20 procent. Wanneer het doel behaald is vervalt de taakstelling. Anders gaat het percentage omhoog naar 40 procent. De korting wordt over de eerste maand van de periode toegepast, maar wordt het doel in maand twee wel gehaald dan wordt deze weer teruggestort. Sowieso geldt dat al het vee wat er na 1 oktober 2016 bijgekomen is weg moet.

60 tot 200 euro bonus ter verdienen met GVE

Maar ook komt er een stimulans voor bedrijven met ruimte in het aantal GVE om te voorkomen dat ze de latente ruimte, is de extra ruimte op basis van 2 juli 2015 min 4 procent, alsnog benutten. Afhankelijk van het bedrag wat via kortingen en de solidariteitsbijdrage opgehaald wordt kan een verwerker een bonus uitkeren. ‘Maximaal 60 euro per GVE per maan tot en met september en van oktober tot en met december maximaal 200 euro per GVE per maand. Dit geldt tot een maximale daling van 10 procent.’

Mocht na 2017 de pot met geld niet leeg zijn dan wordt het overige geld over het eerste kwartaal van 2018 verdeeld over alle melkveebedrijven die het doel gehaald hebben.

Gaat de regeling voor alle melkveehouders gelden? Nee, want degene die geen fosfaatoverschot hadden op 2 juli 2015 en dat via RVO-gegevens kunnen bewijzen worden uitgezonderd. Die bedrijven, de zogenaamde grondgebonden bedrijven, worden uitgezonderd van de korting van 4 procent. Uiteraard moeten zij ook terug in stuks vee, wanneer ze na 2 juli 2015 gegroeid zijn.

Vee van categorie 100 naar 105 verplaatsen telt niet

Andere uitzonderingen zijn er ook. Bijvoorbeeld bij een bewezen overname na 2 juli 2015. Dan worden de referenties van de bedrijven bij elkaar opgeteld. Er wordt nog gewerkt aan een regeling voor bedrijven met in- en uitgeschaard vee. Tegelijk wordt er een achterdeur op slot gedaan. ‘GVE’s verplaatsen van categorie 100 naar 120, weide en zoogkoeien, voldoet niet aan de reductie.’

Over de stopperregeling waren ook al wat zaken bekend. Zo gaan zowel de Rabobank als de ABN Amro een voorschot van 1.200 euro per koe betalen en is er gezegd dat ook de stoppers nog rechten krijgen op 1 januari 2018. Het gaat dan alleen om vee onder categorie 100. ‘Bedrijfsbeëindigers mogen jongvee, categorie 101 en 102, aanhouden, maar het aantal niet uitbreiden.’ In totaal komt er voor deze regeling 50 miljoen euro beschikbaar, waarvoor onder meer de ZuivelNL heffing over 2017 met 0,18 euro per 100 kilogram stijgt naar 0,68 euro. Vervolgens komen er drie rondes om mee te doen. De eerste ronde levert de hoogste vergoeding op, in de volgende rondes daalt de uitkering per koe.

Het plan is bekend, maar de onzekerheid is er nog wel, want ‘er dient bestuurlijke instemming te zijn’. Wat inhoudt dat de NZO en haar leden, de LTO, de NMV en de NAJK het met elkaar eens moeten zijn. Welke rol spelen DOC Kaas, Henri Willig en A-ware hier in? Ook moet de Europese Commissie instemmen met het maatregelenpakket voor de fosfaatreductie in 2017. Twee nog steeds grote hindernissen. Er staat veel op het spel via de derogatie voor de gebruiksnormen van mest, maar juist door de complexiteit van de maatregelen schat de zuivelsector haar kansen in Brussel goed in. Is er dan eindelijk licht aan het einde van de fosfaattunnel?