Uit

Melkveehouders die niet voldoen aan de reductiemaatregelen binnen het fosfaatreductieplan, krijgen een geldboete van 240 euro per GVE per maand. Daarnaast vallen ook jongvee-opfokkers en houders van andere dieren die gerelateerd zijn aan de melkveehouderij onder de kortingsmaatregelen.

Dat blijkt uit de ministeriële regeling die vandaag in de Staatscourant is gepubliceerd. De regeling wordt per 1 maart 2017 van kracht.

Melkveebedrijven moeten het aantal dieren terugbrengen naar hun referentie-aantal. Dat is gebaseerd op het aantal stuks GVE op 2 juli 2015 voor grondgebonden bedrijven, eventueel vermeerderd met 4 procent extra reductie voor niet-grondgebonden bedrijven.

Veehouders krijgen vijf perioden van twee maanden de tijd om op of onder hun referentie-aantal te komen. Per tweemaandelijkse periode worden hier aparte reductiedoelstelling voor gehanteerd, waarbij het aantal stuks vee dat op 1 oktober 2016 aanwezig was als uitgangspunt wordt genomen.

Boete €240 per GVE

Bedrijven die de reductiedoelstellingen per periode niet halen, krijgen ze te maken met een geldboete van 240 euro per ‘boventallige’ GVE per maand. Daarvoor telt dan het aantal GVE’s dat een veehouder boven zijn referentie-aantal zit.

Heeft een veehouder bijvoorbeeld een referentie van 94 GVE, en had hij voor de periode maart-april 2017 zijn aantal GVE moeten terugbrengen tot 112 (doelstellingsaantal), maar heeft hij er nog twee te veel (114 GVE), dan betekent dat een boete van (114 GVE – 94 GVE =) 20 GVE te veel, à 240 euro, wat neerkomt op 4.800 euro per maand.

Omdat het technisch nog niet haalbaar is om over maart 2017 al die boete te innen, wordt er over de eerste periode voor twee maanden tegelijk afgerekend. De veehouder in het voorbeeld moet dan in april dus een boete ophoesten van 9.600 euro.

Solidariteitsheffing

Zolang bedrijven wel voldoende dieren verminderen op basis van de reductiedoelstelling voor een periode, maar nog boven hun referentie-aantal zitten, betalen zij een zogeheten solidariteitsheffing van 56 euro per boventallige GVE per maand. Met andere woorden: zolang een veehouder nog boven het referentie-aantal zit, blijft het hem maandelijks geld kosten.

Bonus

Melkveehouders die minder dieren houden dan hun referentie, krijgen over de eerste drie perioden een bonus van maximaal 60 euro per ‘ondertallige’ GVE en over de vierde en vijfde periode een bonus van maximaal 150 euro per stuks GVE onder de norm.

Melkgeldregeling vervallen

De geldboete van 240 euro per GVE is in plaats gekomen van de 90-procent kortingsregeling op melkgeld. Bij de initiële presentatie van het fosfaatreductieplan konden veehouders nog kiezen uit twee opties: de 90-procent kortingsregeling op melkgeld of de GVE-regeling. Later werd besloten dat de kortingsregeling op melkgeld komt te vervallen en dat de GVE-regeling leidend wordt.

Niet-melkleverende bedrijven

Naast melkveehouders krijgen ook niet-melkleverende bedrijven die dieren houden die bestemd zijn voor de melkveehouderij, te maken met de kortingsmaatregelen. Wel wordt daarvoor een andere referentiedatum gehanteerd: 15 december 2016.

Bron:  Melkvee
Tekst: Sjouke Jacobsen