Omschakelen naar Biologisch

Wilt u uw niet-biologische rundveebedrijf omschakelen naar biologisch dan moet u zich eerst registreren bij Skal, hoe dit precies in zijn werk gaat kunt u hier vinden.

Wanneer u uw niet-biologische rundveebedrijf wilt gaan omschakelen dan begint u met het omschakelen van uw percelen. Wanneer u kunt voldoen aan de biologische regelgeving (o.a. diervoeding, percentages ‘in omschakeling naar biologisch’ voer) dan kunt u uw vee gaan omschakelen. Dit doet u door de dieren aan te melden bij Skal.
Na aanmelding moeten de dieren volledig biologisch gehouden worden.

  • Na 6 maanden omschakelen mag u de melk biologisch afzetten
  • Na 12 maanden mag u het vlees biologisch afzetten

Hoe lang is de omschakelperiode?

Als u percelen wilt omschakelen dan moet u deze schriftelijk aanmelden bij Skal. U ontvangt hiervan een bevestiging. Vanaf het moment van aanmelden moet u zich houden aan de biologische regelgeving.

De omschakelingsperiode is afhankelijk van het gewas of het gebruik van het perceel:

  • Één of tweejarige gewassen: twee jaar
  • Overblijvende gewassen (fruitbomen, asperges etc.): drie jaar
  • Grasland: twee jaar

Kan de omschakelingsperiode korter?
Ja, maar alleen als u een officiële verklaring heeft van een terrein eigenaar met percelen welke onder de SNL-certificering vallen. Of een verklaring van Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, de Provinciale Landschappen of de Waterschappen. In de verklaring moet staan hoelang de percelen niet zijn bewerkt met niet toegestane meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. In de verklaring moet tevens het nummer van het SNL-certificaat waaronder het perceel geregistreerd staat vermeld worden. Daarnaast moet een kopie van het geldige SNL certificaat van de terreineigenaar worden toegevoegd. Wanneer de percelen langer dan 3 jaar niet zijn bewerkt met niet toegestane meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen dan zijn uw percelen per direct biologisch. Is dit minder dan 3 jaar, dan komt u voor verkorting van de omschakelingsperiode in aanmerking.

Zijn uw percelen biologisch, dan mag u uw oogst aanduiden als:

  • “biologisch” – gras dat u vanaf 24 maanden na startdatum oogst.

koe_in_wei

Herkomst

Als u runderen aankoopt moeten deze biologisch zijn.

Als er onvoldoende biologische runderen beschikbaar zijn, mag u met een ontheffing jaarlijks maximaal 10% van het aanwezige aantal volwassen runderen aanvoeren. Deze dieren mogen nog niet hebben gekalfd. De gangbaar aangekochte dieren moeten een omschakelingsperiode doorlopen. Voor melkvee is dit zes maanden, voor vleesvee is dit één jaar. Pas daarna mag u de (producten van deze) dieren als biologisch verkopen. Melkvee mag pas afkalven als het volledig is omgeschakeld.

In uitzonderlijke situaties kunt u wat meer gangbare dieren aankopen:

  • Als u uw bedrijf voor meer dan 30% uitbreidt, mag u maximaal 40% van het aanwezige aantal volwassen dieren per jaar aanvoeren. Deze dieren mogen nog niet hebben gekalfd.
  • Als u verandert van ras mag u maximaal 40% van het aanwezige aantal volwassen dieren per jaar aanvoeren. Deze dieren mogen nog niet hebben gekalfd.
  • Als u rassen heeft die voor de landbouw verloren dreigen te gaan mag u maximaal 40% van het aanwezige aantal volwassen dieren per jaar aanvoeren. Het ras dat u aanvoert moet voorkomen op de lijst van zeldzame huisdierrassen (szh.nl). Deze dieren mogen al hebben gekalfd. Wel moet u aantonen dat het om stamboekvee gaat.
  • Als u te maken krijgt met grote sterfte door gezondheidsproblemen of een ramp.

Als één van deze situaties voor u van toepassing is, kunt u een ontheffing aanvragen. Pas na onze goedkeuring kunt u de dieren aankopen.

Mannelijke dieren voor de fokkerij mag u zowel biologisch als gangbaar kopen. U moet de dieren wel volledig biologisch houden. U hoeft hiervoor geen toestemming te vragen.

Huisvestingseisen en weidegang

Uw stallen en weilanden richt u zo in dat de dieren zich op een zo natuurlijk mogelijke manier kunnen gedragen. De dieren moeten altijd naar buiten kunnen, tenzij dit niet kan door weers-, en bodemomstandigheden. Overbegrazing en verdrassing van de weidegronden moet u voorkomen.

Voor de stallen gelden een aantal algemene eisen.

U zorgt ervoor dat:

  • De vloeren vlak zijn, maar niet glad.
  • Er in de stallen voldoende daglicht binnen komt.
  • Er natuurlijke ventilatie in uw stallen is.
  • 50% van het vloeroppervlak dicht is.
  • Er voldoende schone en droge ligruimtes zijn, die voldoende zijn ingestrooid met strooisel van natuurlijk materiaal.
  • U mag eventueel gangbaar strooisel gebruiken. Als u ook stro gebruikt voor ruwvoer, moet al het stro biologisch zijn.
  • U de dieren niet vastzet, tenzij dit voor de veiligheid van een enkel dier voor een zeer beperkte periode nodig is.
  • U de stallen en installaties schoonmaakt met water, stoom of reinigingsmiddelen die zijn toegestaan volgens VII van Verordening 889/2008.

De huisvesting voor runderen moet aan de volgende aanvullende eisen voldoen om ervoor te zorgen dat de runderen zich op een natuurlijke manier kunnen gedragen:

  • Herbivoren moeten voldoende schone en droge ligruimtes hebben die u voldoende heeft ingestrooid.
  • Vleeskalveren (ouder dan 1 week) en vleesstieren moet u in groepen houden.
  • Op melkveebedrijven mag u kalveren tijdens de zoogperiode in een “iglo” houden.
  • Als u stieren ouder dan 1 jaar tijdens het weideseizoen niet weidt, moet u ze een uitloopmogelijkheid geven. Deze uitloop moet minimaal 30 m2 per stier zijn en mag u voor maximaal 75% overkappen.
  • U mag runderen niet langer dan één vijfde deel van hun leven binnen afmesten en in ieder geval niet langer dan 3 maanden.
  • U mag runderen niet aanbinden

Wat zijn de minimum oppervlaktes van de stallen voor rundvee?

Melkkoe 6 m2 per dier
Fokstier 10 m2 per dier
Rund tot 100 kg 1.5 m2 per dier
Rund tot 200 kg 2.5 m2 per dier
Rund tot 350 kg 4 m2 per dier
Rund vanaf 350 kg 5 m2 per dier en minstens 1 m2  per 100 kg 

Diervoeding

U voert uw dieren biologisch voer. Het diervoeder moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • De niet biologische ingrediënten, toevoegingsmiddelen en hulpstoffen moeten staan op bijlagen V en bijlage VIvan Verordening 889/2008.
  • Diervoeders moeten GMO vrij geproduceerd zijn.
  • Diervoeders mogen geen antibiotica, medicinale stoffen of groeibevorderaars bevatten.

 

Voer van percelen welke zijn aangemeld bij Skal, maar nog niet biologisch zijn, mag u voeren onder bepaalde voorwaarden.

In omschakelingsvoer van percelen die in het ’tweede jaar van omschakeling’ zijn mag u voeren voor:

  • 100 % van het totale rantsoen (% drogestof per jaar) als uw in omschakelingsvoer alleen van eigen bedrijf afkomstig is.
  • 30 % van het totale rantsoen als u tweede jaars in omschakelingsvoer aankoopt. Dit geldt ook als u krachtvoer aankoopt waarin ‘in omschakelingsvoer’ is verwerkt.

In omschakelingsvoer van percelen die in heteerste jaar van omschakeling zijn mag u gebruiken voor begrazing of oogsten. U mag hiervan maximaal 20% van het totale rantsoen gebruiken onder de volgende voorwaarden:

  • U teelt op deze percelen overblijvende gewassen (gras, luzerne) of eiwithoudende gewassen (erwten, tuinbonen, veldbonen, kapucijners, schokkers en lupinen). Voor bijvoorbeeld maïs geldt deze regeling dus niet.
  • De percelen zijn van eigen bedrijf en zijn de afgelopen 5 jaar niet biologisch geregistreerd geweest.

Verkoopt u de oogst van ‘eerste jaar in omschakeling’ percelen, dan moet u het verkopen zonder verwijzing naar biologisch.
Wanneer u ‘in omschakelingsvoer’ aankoopt en daarnaast eerste én tweede jaars omschakelingsvoer van uw bedrijf voert dan mag dit maximaal 30% van het totale rantsoen zijn.

 

Krachtvoer


U mag maximaal 40 % van het totale rantsoen krachtvoer voeren. Corn cob mix, maiskolverschroot, perspulp, bierborstel, aardappelvezels, gras- en luzernebrok telt u mee als krachtvoer als:

  • Het voedermiddel meer dan 900 VEM/kg droge stof bevat
  • Het voedermiddel een structuur van 0,3 of minder heeft
  • Het voedermiddel een droge stof van 80% of meer  heeft

Voer van eigen bedrijf


Minimaal 60% van het voer moet van het eigen bedrijf of uit de regio komen.

  

Toevoegingen en hulpstoffen bij het inkuilen

U mag bij het inkuilen toevoegingen en hulpstoffen gebruiken, maar alleen middelen die staan op bijlage VI (onder 1e) van Verordening 889/2008. Als u producten van agrarische oorsprong gebruikt, zoals melasse, wei, suiker, suikerbietenpulp en meel van granen, moeten deze biologisch zijn.

 

Moet u jonge zoogdieren moedermelk voeren?

Jonge zoogdieren voert u bij voorkeur moedermelk. Als dit niet kan, mag u de jonge zoogdieren biologisch melkpoeder geven. Natuurlijke biest moet biologisch zijn. Zolang er geen biologische biestvervanger bestaat, mag u eventueel gangbare biestvervanger gebruiken. De zoogperiode voor kalveren is minimaal 3 maanden.

Gezondheidszorg

U kiest voor sterke rassen die geschikt zijn voor de biologische landbouw. Ook door goede voeding, verzorging en leefomstandigheden zorgt u voor een natuurlijke weerstand tegen ziekten van uw dieren.

 

Diergeneesmiddelen

U gebruikt bij voorkeur natuurlijke en homeopathische geneesmiddelen. U mag onder verantwoording van de dierenarts een regulier geneesmiddel of antibiotica gebruiken. De wachttijd moet u verdubbelen. Preventief gebruik van reguliere geneesmiddelen en antibiotica is niet toegestaan.

Hoeveel behandelingen mag u doen?
U mag per jaar maximaal 3 behandelingen per individueel dier met reguliere geneesmiddelen doen. Dieren die korter dan één jaar leven, mag u maximaal één keer behandelen met reguliere geneesmiddelen.

Behandelingen tellen als volgt mee:

  • Een serie behandelingen voor één ziekte/aandoening telt mee als één behandeling
  • Start u een nieuwe behandeling voor dezelfde aandoening, dan telt dit als tweede behandeling
  • Een serie behandelingen voor verschillende, maar wel met elkaar samenhangende ziektebeelden telt mee als één behandeling

De volgende behandelingen tellen niet mee:

  • De wettelijk verplichte behandelingen
  • Inentingen/vaccinaties
  • Behandelingen tegen parasieten

U heeft het dier vaker behandeld dan toegestaan, wat nu?
U mag het dier en afkomstige producten niet meer als biologisch verkopen.

Bent u verplicht om een medicijnregistratie bij te houden en de wachttermijn te verdubbelen?
Ja, u moet al het gebruik van diergeneesmiddelen registreren. U verdubbelt de wachttermijn van elk geneesmiddel en noteert dit.
Is er voor een geneesmiddel geen wachttermijn bepaald, dan geldt een wachttermijn van minimaal 48 uur.

 

Hormonen 


U mag niet preventief hormonen gebruiken om de groei, productie, vruchtbaarheid of voortplanting te regelen. Alleen als een individueel dier ziek is, mag u hormonen als diergeneeskundige behandeling toedienen (curatief gebruik). U doet dit alleen op voorschrift van de dierenarts. Een voorbeeld hiervan is het af laten komen van een nageboorte bij koeien.

 

Ingrepen

Voor het onthoornen van runderen kunt u éénmalig ontheffing aanvragen. U moet op de meest geschikte leeftijd, onder verdoving, onthoornen. U onthoornt onder verantwoording van de dierenarts. U kunt deze ontheffing aanvragen door in te loggen met uw Skalnummer (6 cijferig) en wachtwoord, vervolgens kunt u digitaal de ontheffing in vullen en indienen.

 

Kalmerings- en dwangmiddelen

Gebruik van deze middelen, bijvoorbeeld bij het transport, is niet toegestaan.

 

Castreren vleesvee


Dit is toegestaan. De castratie moet u onder verdoving uitvoeren op de meest geschikte leeftijd. U castreert onder verantwoording van de dierenarts.

Kunstmatige voortplanting

Kunstmatige inseminatie is toegestaan. Andere vormen van kunstmatige voortplanting, zoals bijvoorbeeld embryotransplantatie of werken met gesext sperma, is niet toegestaan.

 

Dieren vastzetten (aanbinden)

Dit mag niet. Alleen als de veiligheid van een individueel dier in gevaar komt, mag u het dier korte tijd vastzetten.